Hangplek is geen oplossing voor probleemjeugd

Opinie Volkskrant, 14 september 2016 

‘Tuig van de richel’ noemt premier Rutte de amokmakers in Zaandam. Wekenlang zorgt een groep vervelia in de wijk Poelenburg voor onrust, bedreigingen en intimidaties, terwijl de politie toekijkt of – een gotspe – belachelijk wordt gemaakt waar ze bijstaan. Zo gaat het meestal, reljeugd leeft op bij het provoceren van handhavers of de politie en krijgt bij gebrek aan een duidelijke grens de status van onaantastbaarheid. Overlast door jongeren die volgt op vervelen en hangen wordt door beleidsmakers en politici al te vaak gemakkelijk geaccepteerd: ‘het hoort erbij’. Bewoners worden moedeloos, verliezen hun vertrouwen in de overheid en stemmen vervolgens met hun voeten. Het klagen stopt, probleem opgelost. Niet dus. Natuurlijk is het in de praktijk een dunne lijn, jongeren die gewoon tegen een balletje trappen versus jongeren die buurtoverlast veroorzaken. Waar het misgaat is als de normen van de straat worden opgelegd aan de rest van de bewoners en een tegenreactie uitblijft. Als het hangen gecombineerd wordt met alcoholgebruik, grof taalgebruik, intimidaties en drugs. Dan gaat het van kwaad tot erger en is een criminele groep geboren, soms inclusief jochies van nog geen 11 jaar. Maar liefst 75% van de jeugdcriminaliteit wordt in Nederland in groepsverband gepleegd.

In Rotterdam hebben we genoeg ervaring met probleemjeugd. Kern van onze aanpak is sinds een aantal jaren dat we duidelijke grenzen stellen. Dat betekent in de eerste plaats dat we niet de zoveelste hangplek gaan subsidiëren. Je vervelen mag, zeker, maar ik duld daar als wethouder geen negatieve gevolgen van. Toen ik jong was voetbalden we na school op een grasveldje in de buurt met onze jassen als doelpalen. Daar kwam geen cent subsidie aan te pas. Tegenwoordig begint een bewonersavond meestal met de vraag: wat gaat de gemeente doen voor onze jongeren? Ze vervelen zich stierlijk en de gemeente roept daarmee alle ellende over zichzelf af. Ik snap dat tijden veranderen, maar een dergelijk beroep op de overheid is ongepast. Waar zijn de ouders? De vergoelijking dat jeugd ontspoort omdat de gemeente geen clubhuis voor ze bouwt, is bizar en helpt ons niet.

Waar de gemeente wél kan helpen, is het bijsturen van gedrag. Zo werken we in Rotterdam met het zogenaamde ‘cappuccinomodel’, een opschalingsmodel dat begint bij de aanwezigheid van jongerenwerkers en zorgprofessionals, bij geconstateerde problematiek wordt snel overgeschakeld naar de inzet van jeugdhandhavers en uiteindelijk resulteert dat waar nodig in vroegtijdig politieoptreden. In onze jeugdhotspots geldt bovendien de VIP-aanpak: Very Irritating Police. De leiders van de jeugdgroepen ontkomen niet aan een confronterende aanpak op elk moment van de dag. Op deze manier willen we de komende jaren 100 kopstukken van straat halen. Dat lukt natuurlijk alleen met een consequente, gezamenlijke aanpak die onderschreven wordt door zowel politie, handhavers, zorgverleners, jongerenwerkers en gemeente.

Wat staat ons te doen?

1) Doordring elke aanpak van een stok achter de deur. Dat wil zeggen: accepteer je geen zorg, stageplek of school? Dan krijg je leerplicht langs en knijpen we op je (bijstands)uitkering. Als je actief genoeg bent om rotzooi te trappen, dan kan je ook werken of naar school.

2) Stel ouders aansprakelijk voor hun misdragende kinderen. Samen met de woningcorporatie willen we de gevolgen van hun gedrag in beeld brengen voor het huurcontract van de ouders of sturen we ze naar een opvoedcursus. Criminele jongeren waar geen land mee te bezeilen is roepen we naar het wijkkantoor, voor het zogenaamde laatste-kans-gesprek, in het bijzijn van hun ouders. Gemeente, politie, zorgaanbieders en woningcorporatie voeren daar een gesprek over de laatste kans die de ouders met hun zoon (of dochter) moeten grijpen. We gaan het kantoor niet eerder uit dan dat de gezamenlijke overeenkomst is getekend. Lukt dat niet, dan rest het strafrecht. Leidend motto: we bieden ouders hulp, maar niets terugdoen is geen optie.

3) Kies voor een duidelijke repressieve aanpak als de grenzen overschreden worden: flexibele inzet camera’s, verscherpt toezicht (in Rotterdam hebben we het aantal jeugdhandhavers verdubbeld), een samenscholings- of wijkverbod en desnoods een mosquito (een geluidsapparaat dat irritant hoge tonen uitzendt die vrijwel alleen jongeren tot ongeveer 25 jaar kunnen horen).

4) Koester gezag en respect. Agenten die jongeren een ‘boks’ geven brengen hun autoriteit in gevaar.

5) Luister naar je bewoners. Geef hen een grote rol, nodig ze uit om een preventiewacht te vormen of een WhatsApp-groep. In Rotterdam hebben we 65 “Buurt-Bestuurt”-teams rondlopen, die in hun eigen wijk invloed hebben op de prioriteiten van de wijkagenten.

 

De jeugdoverlast in Rotterdam neemt de laatste jaren gestaag af bleek vorige week uit de Omnibusenquête, waarvoor bijna 1000 bewoners waren ondervraagd. Maar wat in Zaandam gebeurt, kan overal ontstaan. De belangrijkste opgave is om op tijd in te grijpen en de signalen van de buurt serieus te nemen. Onveiligheid is lang niet altijd objectief met politiecijfers te staven, terwijl bewoners wel degelijk grote overlast ervaren.

 

Joost Eerdmans is wethouder Veiligheid, Handhaving en Buitenruimte in Rotterdam