Met dit plan wil de LPF-fractie het rechterlijk bestel openbreken en de burger de beschikking geven over een open rechtssysteem waarin hij zelf een belangrijke rol kan spelen.

  1. Invoeren minimumstrafeis OM bij geweldsdelicten

Probleem:

Het Openbaar Ministerie gebruikt bij het bepalen van de strafeis niet meer de wet maar haar eigen beleid als richtsnoer. Bij het bepalen van de strafeis kijkt de officier van justitie naar de zogeheten “strafvorderingsrichtlijnen” die door het College van procureurs-generaal worden vastgesteld. Tot ongenoegen van de LPF-fractie zijn de strafvorderingsrichtlijnen van het OM verworden tot een schaduwwetboek waarin strafeisen zijn opgenomen die zeer sterk afwijken van de straffen die door de wetgever zijn neergelegd in het Wetboek van Strafrecht. Zo bepaalt de beleidsregel uit 1999 over mishandeling (www.om.nl) de sanctiewaarde van mishandeling die zwaar lichamelijk letsel tot gevolg heeft op 42 strafpunten, waarbij de waarde van één strafpunt is bepaald op 1 dag gevangenisstraf, 22 euro boete of 2 uur taakstraf. Tegen de geweldpleger die zijn slachtoffer (blijvend) lichamelijk letsel heeft toegebracht geeft de richtlijn als uitkomst een standaardeis van 84 uur taakstraf of 42 dagen gevangenisstraf. Deze sanctionering wijkt zeer sterk af van de straf die de wetgever heeft gesteld op mishandeling die zwaar letsel tot gevolg heeft: artikel 300 lid 2 Sr. bepaalt namelijk de sanctie voor dit delict op maximaal vier jaar celstraf. De straf die volgens de richtlijn geëist kan worden bedraagt dus niet meer dan 1/30e van de wettelijk vastgestelde maximumstraf. De standaard strafeis voor openlijke geweldpleging die zwaar lichamelijk letsel tot gevolg heeft, is op basis van de strafrichtlijn openlijk geweld tegen personen vastgesteld op 50 punten = 50 dagen gevangenisstraf. Ook deze strafrichtlijn staat in schril contrast met de maximumstraf van negen jaar die de wetgever met artikel 141 op dit strafbare feit heeft gesteld.

De lage straffen in Nederland beginnen bij dus bij het OM.

Daarbij komt dat het OM bij het bepalen van de strafeis uitgaat van de leer van het zogeheten “afnemend strafnut” (zie www.om.nl). Op basis van deze leer vermindert de waarde van een strafpunt indien het aantal strafpunten een bepaalde hoeveelheid overstijgt. Tot en met 180 strafpunten telt elk strafpunt voor 100% mee, boven de 180 tellen strafpunten voor 50% en boven de 541 punten is elk strafpunt goed voor 25% dag gevangenisstraf. De LPF-fractie vindt de leer van het afnemend strafnut, zoals die door het OM wordt gehanteerd, verwerpelijk en meent dat naarmate de zwaarte en het aantal punten van een delict toeneemt strafpunten juist zwaarder zouden moeten tellen.

Als gevolg van dit beleid is bijvoorbeeld een zeer recent signaal van de wetgever, de verhoging van de maximumstraf op vuurwapenmisdrijven naar vier jaar, door het OM niet verstaan: tegen een overtreder van de vuurwapenwet wordt standaard drie maanden cel geëist, nog ver onder het oude maximum van 9 maanden.

Voorstellen:

  1. A) De LPF-fractie bepleit daarom de invoering van een minimumstrafeis voor geweldsdelicten van 20% van de wettelijk vastgestelde maximumstraf, uitgezonderd moord en doodslag waarvoor minimumstraffen komen te gelden. De LPF-fractie kan zich geen geweldsdelict dat ernstig en blijvend letsel tot gevolg heeft voorstellen waarvoor een straf van 42 dagen gevangenis rechtvaardig genoemd kan worden.
  2. B) De LPF-fractie bepleit afschaffing van de leer van het “afnemend strafnut”, door aanpassing van deze beleidslijn.
  3. Moderne Trias

Probleem:

De verhouding tussen politici en de rechterlijke macht is op dit moment verstoord. Politici geven commentaar op rechterlijke beslissingen en rechters, zoals in de zaken Savannah, René Steegmans en Eric O. is gebeurd, tikken politici in hun uitspraak vanwege deze bemoeienis dan weer op de vingers. Rechters slaan alarm over op handen zijnde terreurwetgeving, politici vinden daarop weer dat rechters zich moeten bezighouden met toepassing van die wet en niet openlijk hun kritiek mogen spuien. Er zijn dus vele spanningen onderling.

De verstoorde verhouding tussen politici en rechters heeft zijn oorzaak in een klassieke opvatting over de scheiding der machten. In de klassieke theorie van de Trias Politica van Montesqieu zijn de rechtsprekende en de wetgevende macht strikt van elkaar gescheiden. Inherent aan het systeem van Montesqieu is dat de rechter zich beperkt tot het toepassen van de wetten en daarbij niet meer is dan de ‘mond van de wet’.

In het huidige tijdperk is de rechter inmiddels veel meer dan de buikspreekpop van de wet(gever). De moderne rechter interpreteert de wetten die de wetgever heeft gemaakt en heeft daarbij veel vrijheid. De uitspraken van de hoogste Nederlandse rechters zijn een volwaardige en zelfstandige bron van recht geworden.

Een staatsmacht die recht maakt moet in een democratische rechtsstaat aan enige vorm van controle zijn onderworpen. De klassieke vraag “wie bewaakt de bewakers” wordt met betrekking tot de Nederlandse rechtelijke macht niet voldoende gesteld en al helemaal niet  beantwoord. De LPF-fractie vindt dat die rol in alle vrijheid door volksvertegenwoordigers moet kunnen worden uitgeoefend en doet daarom de volgende voorstellen.

  1. A) Volksvertegenwoordigers (let wel: dit geldt dus niet voor leden van de regering) moeten zich voortaan vrij kunnen voelen om in elk stadium van een strafzaak commentaar te kunnen leveren op de handelwijze van OM of rechters. Reprimandes van rechters aan het adres van volksvertegenwoordigers die de sub-iudice-regel (geen commentaar zolang het onder de rechter is) schenden, waaruit overigens steevast blijkt dat zij zich niks aantrekken van uitspraken van politici (zie de zaak Savannah), zijn niet op hun plaats. Er zijn voldoende waarborgen in Nederland voor de onafhankelijkheid van de rechters en rechters hoeven zich van de uitlatingen van Tweede Kamerleden niets aan te trekken. Volksvertegenwoordigers moeten hun belangrijke rol als vertaler van de wil van kiezers ook ten aanzien van het rechtssysteem en beslissingen die door rechters en OM worden genomen ongestoord kunnen spelen. Het Europese Hof van de Rechten van de Mens heeft in het arrest Sunday Times deze vrijheid van meningsuiting van volksvertegenwoordigers rond strafprocessen ook uitdrukkelijk erkend.
  2. B) Er moet een straftoemetingscommissie komen waarin vertegenwoordigers van de Tweede Kamer en de rechtsprekende macht richtlijnen opstellen voor straftoemeting. Door de rechtsprekende macht worden op dit moment voor de bestraffing van bijvoorbeeld veelvoorkomende delicten al oriëntatiepunten gehanteerd. Er bestaat bij de Nederlandse rechters behoefte om voor meer delicten dergelijke oriëntatiepunten vast te stellen om de rechtseenheid en rechtsgelijkheid in Nederland te bevorderen. De LPF-fractie acht het essentieel dat ook de wetgever in dit proces wordt betrokken: in algemene zin wordt met de oriëntatiepunten immers voor categorieën delicten strafrichtlijnen vastgesteld die de feitelijke, door de wetgever vastgestelde maximumstraf, als richtsnoer vervangen. Het is bovendien de vraag waarom de Tweede Kamer wel mag beslissen over de bandbreedte van straffen, maar niet mag meebeslissen over de verfijning daarvan. Een dergelijke bemoeienis van de wetgever laat onverlet dat de rechter in individuele zaken onafhankelijk en naar eigen inzicht een straf kan opleggen.

 

Bronnen

Het Nederlands Strafprocesrecht, G.J.M. Corstens, 2002.

Materieel strafrecht, De Hullu, 2004.

Denemarken-Nederland, de rechtspleging vergeleken, J.P. Tak en J.P.S. Fiselier, 2004.

De toekomst van de nationale rechtsstaat, WRR, 2002.

De zichtbaarheid van het recht; openbaarheid van de strafrechtspleging, M. Malsch en J.F. Nijboer, 2005.

De rechter bewaakt: over toezicht en rechters, P.P.T. Bovend’eert, L.E. de Groot-van Leeuwen, Th.J.M. Mertens, 2003.

De Minister de Baas, M.E. Verburg, 2004.

De ontwikkeling van het strafrecht in Nederland van 1795 tot heden, A.G. Bosch, 2005.

“Welk eene natie die de jurij gehad heeft en ze weder afschaft”, Geert Bossers, 1987.

“Het maatschappelijk oordeel van de strafrechter: de wisselwerking tussen rechter en samenleving”, J.W. de Keijser en H. Elffers, 2004.

“Mag het volk ook meedoen? De leek en het Nederlandse strafproces”, C.H. Brants in KriTies, liber amicorum voor prof. mr. E. Prakken, A.H. Klip, A.L. Smeulers, M.W. Wolleswinkel, 2004.

“De leek als rechter en de rechter als leek”, M. Malsch, Justitiële Verkenningen, jrg 29, nr. 1, 2003.

Eurobarometer 2004.

European Value Studies

Onderzoeksproject strafvordering 2001: het onderzoek ter zitting, Groenhuijsen en Knigge.

Onderzoeksproject strafvordering 2001: dwangmiddelen en rechtsmiddelen, Groenhuijsen en Knigge.

Rechtspraak in Nederland 2003, CBS, 2005.

Legitimiteit en onpartijdigheid bij vervolging, P.P. van der Lee, 2003.

In het zicht van de toekomst; sociaal en cultureel rapport 2004, SCP, 2004.

Softies in Toga, artikel in Vrij Nederland van 11 oktober 2003.

Schijn van partijdigheid rechters, WODC, M. ter Voert en J. Kuppens, 2002.

 

Websites:

www.om.nl

www.rechtspraak.nl