“De Kamer is één groot ritueel” zei kandidaat-lijsttrekker voor de LPF Hilbrand Nawijn in november 2002. Daarmee doelde de LPF-er uiteraard niet op het wezen van het volksvertegenwoordigend orgaan zelf, maar op de procedures, de papieren rompslomp en de overdadigheid aan Kamervragen, spoeddebatten en moties, kortom: op de werkwijze van de Tweede Kamer. Met zijn opmerking bracht Nawijn binnen de LPF een discussie op gang waarvan u nu de resultante in handen heeft.
Er is de afgelopen tijd veel gesproken over de kloof tussen de politiek en de Nederlandse burger. Uiting is gegeven aan de kritiek dat bij de Nederlandse volksvertegenwoordigers in de Tweede Kamer te weinig voeling bestaat met de echte problemen in Nederland. De opvatting van de Tweede Kamer als de “Haagse Kaasstolp” verbeeldt deze kritiek misschien wel het beste.
Tijdens haar korte verblijf in de Tweede Kamer tot nu toe heeft de LPF ondervonden, dat de bureaucratische werkwijze van de Tweede Kamer de effectiviteit en het aanzien van de Kamer ondergraven. Teveel overleggen duren onnodig lang en gaan over details van beleidsterreinen. Over de problematiek in zijn geheel wordt in de Tweede Kamer juist te weinig gesproken.
De overlopende agenda van de Tweede Kamer maakt het de volksvertegenwoordigers onmogelijk kennis te nemen van de daadwerkelijke problemen en ervaringen van mensen in het land. Het veelvuldige beroep dat de Tweede Kamer doet op het kabinet en het ambtelijk apparaat op de ministeries, maakt daarnaast dat de regering te weinig toekomt aan haar werkelijke taak, het besturen van Nederland.
In dit plan van aanpak doet de LPF voorstellen die er toe kunnen leiden dat de Nederlandse volksvertegenwoordiging efficiënter en effectiever gaat werken.
Het resultaat moet zijn: meer constructieve debatten waarbij de Kamer en de Regering gezamenlijk, maar vanuit ieders eigen staatsrechtelijke verantwoordelijkheid, aan oplossingen werken voor de problemen in dit land.
INHOUDSOPGAVE
1. SPOEDDEBATTEN SLECHTS HONOREREN BIJ STEUN VAN DRIE
FRACTIES OF 50 LEDEN
2. ONDERLINGE INTERRUPTIES SPOEDDEBATTEN NIET
TOESTAAN
3. SPREEKTIJDEN IN SPOEDDEBATTEN BEPERKEN
4. MINIMAAL EEN KWARTIER SPREEKTIJD PER FRACTIE TIJDENS
BEGROTINGSBEHANDELING
5. INSTELLEN VAN SPREEKTIJDEN VOOR VAK K
6. VAKER INTERPELLATIES VOEREN OVER GROTE
ONDERWERPEN
7. DEBATTEN ZONDER VAK K
8. AO’S IN PRINCIPE BEPERKEN TOT ÉÉN TERMIJN
9. VERSLAGEN AO’S KLAAR VOOR HET VOLGENDE AO
10. TIJDENS AO’S MOET GESTEMD KUNNEN WORDEN OVER
MOTIES
11. VOORZITTER MOET INGEDIENDE MOTIES
STRENGER CONTROLEREN
12. MOTIES MOETEN STEUN HEBBEN VAN DRIE FRACTIES OF
50 LEDEN
13. MAXIMAAL DRIE (MONDELINGE) VRAGENSTELLERS PER
VRAGENUUR
14. ÉÉN WOORDVOERDER PER FRACTIE BIJ MONDELINGE
VRAGEN
15. AANTAL SCHRIFTELIJKE VRAGEN PER FRACTIE BEPERKEN
TOT 75
16. STEMMINGEN ELKE WEEK OP VAST TIJDSTIP
17. “GROENTJES” PER MAIL STUREN
18. CONCEPT-MONDELINGE VRAGENOVERZICHT MINDER VAAK
DOORSTUREN
19. BETER BENUTTEN RECESWEKEN
LPF-VOORSTELLEN
De overlegvormen
Wat betreft de overlegvormen moet vooral worden gekeken naar de commissievergaderingen (openbaar en gesloten). Er waren in 2002 in totaal 1016 Commissievergaderingen (in 2001: 1494). De Tweede Kamer kwam in 2002 91 maal plenair bijeen (2001: 105) en het aantal interpellatiedebatten steeg van 11 in 2001 naar 13 in 2002 (1999: 5).
DE PLENAIRE VERGADERINGEN
1. AANVRAGEN VOOR SPOEDDEBATTEN DIENEN SLECHTS TE WORDEN GEHONOREERD WANNEER ZIJ DE STEUN KRIJGEN VAN MINIMAAL DRIE FRACTIES DAN WEL 50 LEDEN IN DE TWEEDE KAMER
Te vaak wordt niet aan de criteria voor het houden van een spoeddebat voldaan. De criteria voor het houden van een spoeddebat zijn: 1) kwestie is van nationaal belang; 2) kwestie is urgent; en 3) geen later overleg is beter. Vaak ontbreekt het spoedeisende karakter, zie bijvoorbeeld het recente debat over de brief inzake de fraude in de zorg. De debatten hebben ook vaak geen resultaat, anders dan scoren voor de achterban. Ministers worden bestookt met detailvragen, waar hij of zij het antwoord op schuldig moet blijven hetgeen weer leidt tot toezeggingen en meer brieven naar de Kamer. De Kamer houdt zich zo bezig met incidentenpolitiek in plaats van het zoeken naar oplossingen. Minderheden in de Kamer worden voor de door LPF voorgestelde beperking in hun invloedsuitoefening gecompenseerd door middel van de hierna volgende voorstellen 3. en 4.
2. ONDERLINGE INTERRUPTIES VAN KAMERLEDEN BIJ SPOEDDEBATTEN DIENEN IN PRINCIPE NIET TE WORDEN TOEGESTAAN
Voorkomen moet worden dat tijdens een spoeddebat hele discussies worden uitgevochten tussen leden achter de interruptiemicrofoon. Spoeddebatten zijn het middel om het kabinet vragen voor te leggen over een spoedeisende kwestie. Te vaak vervallen spoeddebatten in een herhaling van zetten waarvan de uitkomst al van tevoren vast staat. De Voorzitter moet voorkomen dat door onderlinge interrupties van Kamerleden spoeddebatten ontaarden in ellenlange uitwisselingen van steeds dezelfde standpunten.
3. SPREEKTIJDEN IN SPOEDDEBATTEN BEPERKEN
Spreektijden in spoeddebatten dienen beperkt te worden tot drie minuten voor alle fracties.
4. VOOR ELKE BEGROTING DIENT ELKE FRACTIE MINIMAAL EEN KWARTIER SPREEKTIJD TE KRIJGEN
Er bestaat op dit moment een scheve verhouding tussen de spreektijd die partijen krijgen voor interpellatiedebatten en algemeen overleggen, die vaak gaan over brieven/incidenten en de spreektijd voor begrotingsbehandeling, die gaan over de besteding van miljarden euro’s en nieuw beleid voor het komende jaar. Door het beperken van het aantal spoeddebatten en algemene overleggen kan er ruimte komen voor een uitgebreidere behandeling van de begrotingen van de departementen. Daar vindt dan het politieke vuurwerk plaats.
5. INSTELLEN VAN SPREEKTIJDEN VOOR VAK K
Om de plenaire debatten in tijd te beperken moet ook worden overgegaan tot het instellen van spreektijden voor Vak K. Dit resulteert in een korter debat, waarbij ook de regering wordt gedwongen zich in haar antwoord te beperken tot de essentie.
6. FREQUENTER INTERPELLATIES VOEREN OVER GROTE ONDERWERPEN
Door elke fractie kan eens in de twee maanden een onderwerp geagendeerd worden over een bepaald thema/algemene problematiek die speelt (bijvoorbeeld “Blauw op straat” of “Bureaucratie”) waar door de fracties onderling over gedebatteerd kan worden. Deze debatten dienen ook gevoerd te kunnen worden zonder dat daar een directe aanleiding in de media voor bestaat.
7. DEBATTEN ZONDER VAK K
Net als de populaire verkiezingsdebatten, zou ook in de Tweede Kamer het echte politieke debat weer terug moeten komen. Nu vindt discussie tussen fracties altijd plaats in een debat met Minister(s) of Staatssecretaris(sen) via de interruptiemicrofoon. Op TV rechtstreeks uitgezonden debatten tussen de
fractieleiders of fractiespecialisten b.v. eens per half jaar kan de belangstelling voor de politiek aanzienlijk doen toenemen.
DE COMMISSIEVERGADERINGEN
AO’s (Algemene Overleggen) moeten niet gaan over details, maar over de algemene lijn in het beleid van de regering. Het overleg in AO’s komt nu vaak neer op een statische uitwisseling van standpunten, op vaak zeer gedetailleerde deelgebieden van het beleidsterrein (bijvoorbeeld een AO over de brief van de Minister V& I over de inrichting van de campus voor minderjarige asielzoekers in Vught (of ze een groen of een geel pakje aanhebben). Vaak is er maar een enkele fractie die feitelijk belang heeft bij een dergelijk AO; de andere fracties beperken zich dan tot het plichtmatig oplezen van hun standpunt. De uitwisseling van standpunten over gedetailleerde onderwerpen zou niet de vorm dienen te hebben van een Algemeen Overleg, maar zou bijvoorbeeld beperkt kunnen blijven tot een uitwisseling van standpunten over het internet of per brief.
8. AO’S DIENEN IN PRINCIPE BEPERKT TE WORDEN TOT DE DUUR VAN ÉÉN TERMIJN
Eén termijn moet in de meeste gevallen volstaan om de Kamerleden in staat te stellen hun standpunten en vragen voor te leggen aan de Minister en deze in staat te stellen de vragen van de Commissieleden te beantwoorden. Door middel van interrupties kunnen de Commissieleden nu al reageren op het antwoord van de Minister; de noodzaak van een tweede termijn vervalt daarmee. Met dit voorstel wordt tegemoetgekomen aan de reeds bestaande informele praktijk in diverse Commissies.
9. VERSLAGEN AO’S KLAAR VOOR AANVANG VAN HET VOLGENDE AO
Nu gebeurt het nog te regelmatig dat verslagen van AO’s de fractie pas bereiken als het volgende Algemeen Overleg al is geweest. Het verslag dient echter juist te worden gebruik ten behoeve van het volgende AO.
10. TIJDENS AO’S MOET GESTEMD KUNNEN WORDEN OVER MOTIES
De leden van de Commissie krijgen een stemgewicht toebedeeld dat het zetelaantal van hun fractie weerspiegelt. Alleen bij hoge uitzondering (vrije stemmingen) wordt hiervan afgeweken en volgt plenaire stemming.
De instrumenten
De instrumenten die de Tweede Kamer heeft om de regering te controleren zijn door veelvuldig gebruik bot geworden.
MOTIES
In 2002 werden 1158 moties ingediend (2001: 997), waarvan er 391 werden aangenomen, 363 werden verworpen en de rest werd aangehouden. Ter vergelijking: in 2001 werden 997 moties ingediend waarvan er 444 werden aangenomen en 288 verworpen. Met andere woorden: het aantal ingediende moties stijgt, maar het aantal aangenomen moties daalt.
11. DE VOORZITTER MOET DE RELEVANTIE VAN INGEDIENDE MOTIES STRENGER CONTROLEREN
Situaties als recentelijk de motie van de SP aan het adres van Minister De Geus, inhoudende een verbod voor de Minister om iets te doen dat hij toch niet van plan was, moeten door ingrijpen van de voorzitter worden voorkomen.
12. MOTIES DIENEN DOOR MINIMAAL DRIE FRACTIES DAN WEL 50 LEDEN IN DE TWEEDE KAMER ONDERSTEUND TE WORDEN
Zo wordt de praktijk bestreden dat moties worden ingediend die kunnen rekenen op de steun van sympathiserende fracties, die echter niet noodzakelijkerwijs voor de voorgestelde motie zullen stemmen. De ondersteuners dienen dus hun handtekening onder de motie te zetten.
MONDELINGE EN SCHRIFTELIJKE VRAGEN
Er werden in 2002 96 mondelinge vragen gesteld (2001: 92). In 2002 werden 1563 schriftelijke vragen ingediend (2001: 1424). Regelmatig worden Ministers, die voor het mondelinge vragenuurtje hun programma onderbreken, na 1,5 uur
onverrichter zake naar huis gestuurd. Schriftelijke vragen worden meer gesteld om te scoren dan om de regering te controleren (dit blijkt ook uit het feit dat er nauwelijks vervolgvragen worden gesteld). Tegelijkertijd houden de meeste schriftelijke vragen meerdere beleidsambtenaren op de departementen dagenlang bezig.
13. HET AANTAL (MONDELINGE) VRAGENSTELLERS PER VRAGENUUR DIENT BEPERKT TE WORDEN TOT DRIE
Elke vraag boven dit quotum dient schriftelijk aan de betreffende bewindsperso(o)n(en) te worden gesteld. Mondelinge vragen dienen snel en bondig gesteld te worden.
14. ÉÉN WOORDVOERDER PER FRACTIE BIJ MONDELINGE VRAGEN
Soms stellen meerdere leden van dezelfde fractie vragen aan de ondervraagde bewindspersoon. Dat is verwarrend, oneerlijk naar de andere fracties toe en neemt onnodig veel tijd in beslag.
15. HET AANTAL SCHRIFTELIJKE VRAGEN DIENT PER FRACTIE BEPERKT TE WORDEN TOT 75 PER JAAR
Van deze maatregel gaat een zelfreinigende werking uit voor de fracties. Zij zullen meer worden gedwongen het belang van een te stellen vraag in te schatten. Geen “shooting from the hip” meer.
Stemmingen
16. STEMMINGEN DIENEN PLAATS TE VINDEN OP ÉÉN VAST TIJDSTIP IN DE WEEK
Op dit tijdstip (bv. donderdagmorgen 10.00 uur) wordt over alle moties, amendementen en wetsvoorstellen in één keer gestemd. Hierdoor wordt voorkomen dat Kamerleden zich onnodig lang en op willekeurige momenten beschikbaar moeten houden. Dit gebeurt ook in vele andere Europese landen en in het Europees Parlement. Hoge uitzondering moet de stemming over een motie van wantrouwen tegen een bewindspersoon zijn, evenals een stemming over een urgent Kabinetsbesluit, die immers geen uitstel dulden.
Mededelingen griffie
17. “GROENTJES” PER E-MAIL
De “groentjes”, die soms spoedeisende mededelingen aan de Kamerleden bevatten, dienen ook per e-mail en/of blackberry’s aan de Kamerleden te worden aangeleverd.
18. CONCEPT-MONDELINGE VRAGENOVERZICHT MINDER FREQUENT DOORSTUREN
Het telkens wijzigende concept-mondelinge vragenoverzicht wordt nu soms 6 maal per e-mail doorgezonden op de maandag en dinsdagmorgen. Dat kan worden gereduceerd tot 2-maal: einde van de maandagmiddag en dinsdagochtend direct na het verstrijken van de deadline.
Recessen
19. BETER BENUTTEN RECESWEKEN
De Kamer gaat jaarlijks zo’n 20 weken op reces: Zomer (11 weken), Najaar (2 weken), Kerst (2 weken), Krokus (2 weken) en het Meireces (2 weken). Het reces is o.m. bedoeld voor het bezoeken van de achterban en het lopen van stages en dergelijke. LPF denkt dat recessen beter kunnen worden benut. Bijvoorbeeld voor het houden van grote interpellaties met het Kabinet en delegatiereizen van het parlement.
FRACTIE LIJST PIM FORTUYN
FEBRUARI 2003